donderdag 1 november 2007

Bergwolven in Schaapskleren

Op 10 april 2004, een jaar na het uibreken van de oorlog tegen Iraq, vertrekt een delegatie van de Socialistische Partij naar Irak. De delegatie bestaat uit SP Senator Tiny Kox; Hans van Heijningen (medewerker van de SP- Tweede Kamerfractie, ex-directeur van Stichting XminY); SP’er Faisal Nasser, en SP partijbestuurder Serdar Dosky.

Overigens is het voor het thuisfront in het geheel niet duidelijk wat de SP delegatie precies gaat doen daar in het verre noord Irak. Op het moment dat de delegatie vertrekt is de missie onduidelijk, alhoewel de SP verklaart zelf dat het om een zogenaamde “fact finding mission” gaat. (1)

Voor SP partijbestuurder Serdar Dosky had het bezoek aan Irak een persoonlijke meerwaarde; het is namelijk zijn geboorteland. SP partjbestuurder Serdar Dosky is een Irakese Koerd die gedwongen werd te vluchten voor het regime van Saddam Hussein, en zo in Nederland terecht was gekomen.
Maar niet alleen voor Dosky is het een indrukwekkende reis; ook de andere delegatieleden doen interessante indrukken op en hun impressies beschrijven zij in hun webverslagen op bloemrijke wijze. Het grote avontuur begint bij de Turkse grensovergang naar noord Irak, zo lezen we: “Terwijl in de stad verderop twee Koerdische activisten doorgemarteld worden, bekt de potige douanechef aan de grens zijn ondergeschikten af, terwijl hij de grenspasseerders – dus ook ons – tilt waar we bij staan.” (2)

Ook is daar die nare taxichauffeur, “waarschijnlijk de neef van de douanechef die niet wil deugen”, (2) pent de begrijpende SP gedelegeerde in het weblog, die de reis verstiert. Maar ondanks alle ellende geschiedt er blijkbaar ook een wonder, want “met hulp van Allah en de maagd Maria rijden we Iraaks Koerdistan binnen” (1) (2)

Het blijkt een aangename verrassing: “Onze eerste indrukken van Iraaks Koerdistan zijn positief. Er wordt in ieder geval hard gewerkt (…) en ondanks de relatieve armoede op sommige plaatsen is het geen smerige bende. De regio doet prettig aan: bomen (!), een glooiend landschap, geen vuilnisbelten en geen open riolen.” (1) (2)

Men zou dan ook bijna vergeten dat het land in oorlog is. Onder de kop “Irak, je moet er geweest zijn” schrijven Van Heijningen en Kox: “De berichten van vandaag geven de indruk dat de oorlog in Irak opnieuw oplaait. In het grootste deel van het land is het echter veel rustiger dan de tv-beelden doen vermoeden. Onze indruk is dat de meeste Irakezen vandaag naar hun werk of naar school zijn gegaan, het huishouden hebben gedaan en bij het bekijken van de nieuwsberichten tegen elkaar gezegd hebben: "Wat een zooitje zeg, het lijkt wel of het nooit ophoudt.” (1)
Een opmerkelijke conclusie, aangezien de delegatie vanwege veiligheidsvoorschriften alleen Irakees Koerdistan mocht bezoeken. In dit gebied is het relatief rustig sinds 1991. De geplande bestemmingen in de Soennitische en Shiitische gebieden, waaronder een bezoek aan Nederlandse soldaten, werden afgelast vanwege de veiligheidssituatie.

Maar de delegatie heeft terplekke wel degelijk last van de oorlog, en weet daarom hoe het is om met de Iraki’s te lijden: “En ondertussen zuchten de mensen hier in Irak. Wij hebben er ook last van, van de terroristische zelfverzekerdheid en de Amerikaanse onmacht” (1)
De SP functionarissen op avontuur geven blijk van diep inzicht in de situatie ter plekke: “De Amerikaanse aanpak werkt niet - en is op termijn dus uiterst gevaarlijk.” (1) Hiermee wordt volledig aan het feit voorbij gegaan dat voor miljoenen Irakezen de situatie al zeer gevaarlijk was vanwege de oorlog, volgens kenners nog erger dan de Vietnam oorlog, en het feit dat de Amerikanen zonder scrupules het land bedelven onder een tapijt van bommen en dit vervolgens “het brengen van democratie” noemen. Het verarmd uranium waarvan de kogels en raketkoppen van gemaakt zijn waaronder de Irakis bedolven zijn is overigens op termijn inderdaad uiterst gevaarlijk.

Maar volgens de bloggende SP’ers in Irak wordt de Amerikaanse aanpak op de lange termijn gevaarlijk omdat: “Ze kan leiden tot een sji'itische machtsovername of tot een jarenlange durende strijd tussen Amerikaanse troepen en internationale terroristen, temidden van een gaandeweg weer moedeloos wordende bevolking.” (1)

Er staan een aantal ontmoetingen op de agenda, voornamelijk met Koerdische politieke partijen en belangenorganisaties. Van Heijningen en Kox sommen in hun webverslagen op wie de 2004-delegatie allemaal ontmoetten: Khadir Khachac, KDP voorzitter van de regio Duhok; Chamien Rashid, voorzitster van de Koerdische Vrouwenorganisatie; Hamied Madjied, leider van de Communistische Partij; De Koerdische Minister Binnenlandse zaken regio Erbil; De directeur van het Halabja Herdenkingscentrum; Rashied Karid, bestuurslid van de Islamitische Vereniging van Koerdistan (KIU); Barham Saleh, PUK, Premier van noordoostelijk “Koerdistan”; en Jassim al-Helfi, waarnemend lid van de Irakese interrim-regering. (1)

Het was dus duidelijk dat het bezoek van de SP geheel in het teken van Koerdistan zou staan.

“Onze Serdar”

Voor Serdar Dosky, SP regiobestuurder Noord-Holland Midden, heeft de reis een bijzondere emotionele waarde. Het is de eerste keer dat hij terugkeert naar zijn land van geboorte sinds hij het in 1995 ontvluchtte.

Het verhaal van Serdar Dosky (1973) is opmerkelijk. (3) In 1995 belandden Serdar Dosky en zijn familie in Nederland en kregen als politiek vluchteling de A-status. Ze waren gedwongen geweest Irak te onvluchten vanwege het wrede regime van Saddam Hussein.
Nog geen tien jaar later, in 2003 werd Serdar Dosky de SP regiobestuurder van Noord-Holland Midden. Het jaar erop bezocht hij met zijn partij zijn geboorteland en stelde zichzelf bovendien verkiesbaar voor de EU verkiezingen.
Daarmee is Serdar – net als Ayaan – het toonbeeld van een succesverhaal zoals wij dat graag in het westen hoten; van berooid vluchteling afkomstig uit een van de wreedste dictaturen ter wereld had hij zich uit de ellende omhoog geworsteld en zich, met de mogelijkheden die de westerse samenleving hem boden, ontpopt tot een succesvol strijder voor de mensenrechten.

In interviews en artikelen beschrijft de Koerdische Serdar zijn ervaringen als negenjarig jongetje, als in 1981 alle mannelijke leden van zijn familie boven de 14 jaar gevangengezet worden. Dit gebeurde nadat een oom de bergen was ingetrokken om zich bij de Peshmerga te voegen en te vechten tegen het regime.
De komst van het leger die zijn mannelijke familieleden weghaalde viel voor Serdar samen met de eerste keer dat hij daadwerkelijk met eigen ogen een Peshmerga zag. Die dook toevalligerwijs op aan zijn bed, en vertelde hem een verhaaltje voor het slapengaan. Diezelfde nacht viel het leger het dorp binnen, en was de kleine Serdar - tussen de spleten van zijn oma’s vingers door - getuige hoe een Irakese officier zeven mannen uit het dorp doodschoot.

Nadat zijn mannelijke familieleden in de gevangenis waren gezet moest Serdar daar maandenlang drie maal per dag naartoe om hen van eten en andere benodigdheden te voorzien terwijl zijn moeder alle spullen van de gevangen familieleden waste. Iedere maand kwam de geheime dienst hun huis controleren. Serdar groeide op terwijl mensen om hen heen verdwenen of gemarteld werden, en iedereen op zijn woorden moest passen.

In 1988, als Serdar 17 jaar is vindt in Halabja* het vergassingsdrama plaats. Dan worden de inwoners van dit Koerdische dorp het slachtoffer van een aanval met gifgas. Naar schatting overleden vele honderden dorpelingen, en de opnames die vlak daarna gemaakt werden tonen straten vol met dode mensen, ouderen, vrouwen, kinderen, zuigelingen, en zijn ondertussen wereldberoemd.
De ontzetting onder de Koerdische Irakezen over Halabja was groot, en velen van hen trokken de bergen in om zich daar aan te sluiten bij het gewapende verzet tegen Saddam. Serdar is op dat moment te jong om zich bij hen te voegen, en zijn familie vindt het beter dat hij studeert omdat hij zo meer voor de Koerden kan bereiken.

In datzelfde jaar, 1988, zette Saddam zijn verschrikkelijke al-Anfal offensief (“Oorlogsbuit”) in, waarbij duizenden Koerdische dorpen met de grond gelijk werden gemaakt en honderdduizend Koerden werden afgeslacht.
Dan breekt de Golf Oorlog uit, en steunen de Amerikanen de Koerden openlijk. Serdar en zijn familie raken betrokken bij een anti-Saddam opstand, die er uiteindelijk in resulteert dat Saddam zijn troepen uit noord Irak weghaalt.
De noordelijke regio van Irak wordt een no-flight zone van de VS komt, en de macht van Saddam is er gebroken, waarna er voor de mensen daar een periode van relatieve welvaart en veiligheid aanbreekt. Serdar studeert ondertussen Politieke Wetenschappen.

Desondanks blijft het gevaarlijk in noord Irak. Serdar ontsnapte hij drie maal aan een moordaanslag, en in 1994 werden twee van zijn neven vermoord. Het jaar daarop vluchtten hij en zijn familie naar Nederland. Hier kreeg Serdar Dosky in 1995 de A-Status, waarmee zijn status als politiek vluchteling erkend wordt.
Hij deed moeite om de Nederlands taal te leren, en begon voor vluchtelingenorganisaties en de Arabische krant Al-Jisr (uitgegeven in Den Haag) te werken. In 1999 werd hij lid van de SP, en enige jaren later, in 2003 trad hij toe tot het partijbestuur van de SP als regiobestuurder Noord-Holland Midden. In 2004 nam hij deel aan de SP delegatie naar noord Irak, en stelde hij verkiesbaar voor de EU verkiezingen (met teleurstellend resultaat).

Serdar Dosky, en mensen als hij, zijn het bewijs dat kansloze individueen uit repressieve regimes op succesvolle wijze zichzelf kunnen ontworstelen aan hun ellende en zich vervolgens in alle veiligheid – bij ons - hard gaan werken voor diezelfde vrijheid in het gebied dat zij achterlieten. In euro-westerse democratieen krijgen verdrukten een stem en de mogelijkheid een verschil te maken.

De schijn bedriegt echter, net zoals indertijd met Ayaan, die helemaal geen berooide vluchtelinge bleek te zijn die ontsnapt was aan een bloederige burgeroorlog, maar iemand uiit een gepriviligeerde familie die veilig in Kenya was opgegroeid en met een VN beurs haar opleiding volgde, en vervolgens in aanraking was gekomen met de Moslim Broederschap waardoor ze in een extremistische fundamentaliste was veranderd. Niet lang daarna kwam zij naar Nederland, en nog geen 10 jaar later zat zij in de landelijke politiek.

Hetzelfde geldt voor het verhaal van Serdar Dosky. Dosky’s familie is nauw gelieerd aan de Barzani-clan en aan de Peshmerga. Als er blijk is van Peshmerga activiteit in het gezin van Dosky – er verschijnt immers zomaar een Peshmerga aan zijn bed die een verhaaltje vertelt – valt het leger het dorp waar hij woont binnen en haalt zijn oudere mannelijke familieleden weg. Serdar groeit vervolgens op onder het totalitaire regime van Saddam, maar vlucht pas weg uit noord-Irak vier jaar na de Golfoorlog, als Saddam zijn machtspositie in het noorden heeft verloren en de Koerden onder bescherming van de Amerikanen staan. Het valt op dat een aantal prominente Koerdische vrijheidsvoorvechters in Europa en de VS pas jaren na de Golf Oorlog uit noord-Irak – of zoals ze zelf zeggen ‘Koerdistan’ – zijn gevlucht voor Saddam. Het is waarschijnlijker dat zij gevlucht zijn voor het fenomeen dat de Koerdische gemeenschappen in tijd van vrede kenmerkt; namelijk het massale geweld dat er dan onderling ontstaat als de Koerdische clans met elkaar gaan rivaliseren en hun wapens op elkaar richten.

Het is een misverstand te denken dat de verschillende bevolkingsgroepen in Irak leven aan de hand van de scheidslijnen die na 1991 op hun landkaart zijn aangebracht. Het land is bijzonder gemeleerd van samenstelling en de meeste Koerden in Irak wonen nog altijd in en rond Baghdad, terwijl noord Irak naast de Koerden ook grote gemeenschappen van soennitische en sjiitische Arabieren, Turkmenen, Assyriers en Armeniers kent; bevolkingsgroepen die al duizenden jaren samenleven in de regio.

Voor Serdar Dosky bleek het bezoek met de SP in april 2004 een vruchtbare wegbereider voor verdere activiteiten ten behoeve van de Koerdische staat, alhoewel niet duidelijk is of hij dit zelfstandig deed of namens de SP.
In ieder geval was hij op 19 september 2004 terug in wat hijzelf consequent “Koerdistan” blijft noemen. De aanleiding daartoe was naar eigen zeggen een samenloop van omstandigheden. (4)

Serdar had beslist dat hij nodig eens op vakantie moest, en besloot een neef te bezoeken in Griekenland. Vlak ervoor belde zijn vader, die voor het eerst sinds jaren in Koerdistan op vakantie was; hij had hartklachten en de dokter had hem gezegd dat hij hartmedicijn nodig had, maar dat was terplekke niet voorradig. Serdar’s vader wilde daarom dat iemand uit Nederland het medicijn kwam brengen.
Terwijl de familie debatteerde over wie er moest gaan kreeg Serdar vanuit Koerdistan het bericht dat zijn beste vriend was overleden, en besloot hij zelf af te reizen naar Koerdistan.

Deze dramatische samenloop van omstandigheden wordt door Dosky beschreven onder de titel “Het was geen vakantie in Koerdistan”. (3)
Na aankomst besteedt Serdar twee dagen aan een condoleancebezoek bij de familie van zijn overleden vriend: “Daarna besloot ik mijn familie en vrienden te bezoeken en rust te nemen.”
Van rust blijkt echter geen sprake; Serdar haalt Judith Neurink en Rommert Kruithof op van het vliegveld, twee Nederlandse journalisten met wie hij naar aanleiding van zijn SP bezoek had gesproken over het geven van een “doorlopende journalistieke cursus”. Dosky: “Omdat ik ook journalist ben, ga ik ook lesgeven in de cursus.” (4)

Twee weken lang onderwijst hij Koerdische studenten, is hij gespreksgast op Kurdistan TV, wordt hij twee keer geinterviewd op de radio, eenmaal zelfs een uur lang. Bovendien pleegt hij allerlei bezoekjes aan organisaties die de SP eerder bezocht, en werd hij ontvangen door een aantal Koerdische hoogwaardigheidsbekleders.
Zo bezoekt hij naar eigen zeggen Nechiryan Ahmed, de Gouverneur van Duhok; hij bezoekt het Koerdische Parlement in Erbil; Massoud Barzani, leider van de KDP en de hoogste Koerdische leider van Irak; Fadil Mirani, algemeen secretaris van de KDP; en Prins Tahsin Beg, de leider van de Yezidi-Koerden. Van een aantal van die ontmoetingen zet Dosky trots de foto’s in zijn webverslag (4)

De broodnodige vakantie waar Dosky, waarvan de bestemming beslist werd door vaders hartmedicijn en de begrafenis van zijn beste vriend, wordt druk besteed met het onderwijzen van studenten, mediaverschijningen geven en politiek lobbyen met hoogstaande Koerdische machthebbers. Het was dus inderdaad geen vakantie in Koerdistan.



De Barzani-clan: vrijheidsstrijders of seperatisten?

Net als in het geval van “onze Ayaan” is Serdar Dosky helemaal niet afkomstig uit een doodnormaal gezin dat hun huis moest ontvluchten omdat ze anders vermoord zouden worden door vijandige regeringstroepen. De vork zit ietwat anders in de steel.

Dosky is zelfs vrij open over zijn familie achtergronden. Zo meldt hij dat zijn hele familie lid is van de KDP, de politieke partij van Massoud Barzani, de machtigste Koerd van Irak. (2) hij heeft connecties. Zodra de SP delegatie Koerdisch Irak arriveerde, kreeg zij een VIP behandeling van de KDP. (1) (2)

En niet alleen stond het SP bezoek opvallend in het kader van Barzani’s KDP; de Peshmerga milities verzorgen de veiligheid van de SP gedelegeeren tijdens hun ‘fact finding mission’ in noord Irak. Zo citeert Jan Marijnissen in zijn SP-weblog Tiny Kox, die hem over de veiligheidssituatie van de deelnemers zei: “Onze hele reis wordt voortdurend begeleid door de mensen van de democratische Partij van Koerdistan (Barzani) en de PUK (Talabani).” (5)

Zelf schrijven van Heijningen en Kox over hun verblijf in Irak: “We kregen daarbij permanente begeleiding en bescherming van de politie en de milities van de regionale Iraaks-Koerdische regeringen.”(1)

Misschien is het niet verwonderlijk dat de bezoeken van de SP en SP bestuurslid Dosky aanzienlijk in het teken van de KDP en de Peshmerga stonden. Dosky schrijft immers zelf:
Mijn hele familie was peshmerga (partizaan) en mijn opa was een soort kolonel, onder de Koerdische Leider Mostafa Barzani.” (3)

De banden die Dosky van oudsher met de KDP blijkt te hebben zijn veelbetekenend. Twee Koerdische partijen domineren namelijk in Iraq: de KDP van Barzani en de PUK van al-Talabani. Beiden zijn het ‘politieke partijen’ die er hun eigen milities op nahouden; de Peshmerga.

De KDP (Kurdistan Democratic Party) van Massoud Barzani telde volgens de BBC in 2003 ongeveer 25.000-30.000 Peshmerga strijders. De PUK (Patriotic Union Party) van Jalal al-Talabani bestond volgens de BBC in datzelfde jaar eveneens uit 25.000-30.000 Peshmerga strijders. Alle acties van beide partijen staan in het kader van het Koerdisch separatisme.

De KDP (Koerdische Democratische Partij) is synoniem aan de familie Barzani.. De partij werd opgericht door Mustafa Barzani op de dag dat zijn zoon Massoed geboren werd, die in 2006 de president van Iraq is.

Voor veel huidige Koerden heeft Mustafa Barzani (1903-1979) een mythische status. Hij sloot zich op jonge leeftijd aan bij de Peshmerga en groeide uit tot de vader van het Koerdisch nationalisme. Onder Mustafa Barzani verenigden de Koerden zich om te vechten voor het utopische Koerdistan., en onder zijn leiding begonnen ze de ene na de andere gewapende opstand te lanceren tegen het zittende regime in Irak. Bovendien is hij in 1946 de stichter geweest van de kortstondige Koerdische republiek in Iran.
Om Mustafa Barzani draait een persoonlijkheidscultus; hij wordt vereerd als de Legendarische Vrijheidsstrijder van Koerden. Hij kreeg 10 zonen, onder meer Idris Barzani (1943-1987), en Massoed Barzani (1946). De laatste is momenteel President van de autonome Koerdische regio in Irak.
Beide zoons van de ‘legendarische’ Mustafa hebben een belangrijke rol gespeeld in de verbreiding van het nationalistische en separatistische gedachtegoed van hun vader. Zowel Idris als Massoud vervulden een leidende rol in de KDP en de Koerdische vrijheidsstrijd. Vooral Idris, die een belangrijke leider van de Peshmerga was, heeft in de ogen van Irakese Koerden een status die bijna gelijk is aan die van zijn legendarische vader. Idris was tevens het hoofd van de interne Koerdische veiligheidsdienst, en Massoud speelt sinds het begin van de Irak oorlog in 2003 voortdurend een leidende rol in de nationale politiek van Irak.

Mullah Massoed Barzani is sinds 1974 de leider van de KDP, en momenteel President van Irakees Koerdistan. Hij is om tactische redenen momenteel een fervente voorstander van Koerdisch zelfbestuur binnen Irak in plaats van een onafhankelijke Koerdische natie. Ook is hij een grote voorvechter om de Koerden hun grond terug te geven dat ze verloren hebben in het al-Anfal offensief van Saddam eind 80’er jaren.

De Barzani-clan is de grondlegger van het seperatistische Koerdisch nationalisme in Irak. De ene na de andere opstand tegen de regering vloeit van deze omvangrijke clan uit. De term ‘Democratisch’ in de naam KDP is echter een holle term, want de partij wordt geleid door tribalistische krijgsheren.
In feite scheidde Jalal al-Talabani, de leider van de andere grote Koerdische partij de PUK, zich in 1974 van de KDP af en zette een modernere variant van de KDP op poten om tegenwicht te bieden aan Barzani’s tribalisme. Anno 2006 is al-Talabani echter de tweede grootste warlord van Irak, en zowel hij als Barzani rekenen de vele tienduizenden Peshmerga tot hun persoonlijke leger.

Tussen de KDP en de PUK bestaat van oudsher een felle concurrentiestrijd, maar sinds een aantal jaren hebben zij zich verzoend om samen te werken aan een Koerdische staat.
En onze Serdar? Diens grootvader was “een soort kolonel” onder Mustafa Barzani en enkele decennia later brengt Serdar zelf een bezoek aan Mustafa Barzani’s zoon Massoed.

Massoed Barzani werkt niet aan een onafhankelijke Koerdische staat maar is een fervent voorstander van Koerdisch zelfbestuur binnen een federale Irakese regering, een situatie die in alles behalve naam gelijk is.


“Klaar om te sterven”

Mijn hele familie was peshmerga (partizaan) en mijn opa was een soort kolonel, onder de Koerdische Leider Mostafa Barzani” schrijft Serdar Dosky. (3)

Dosky neemt herhaaldelijk het woord ‘partizanen’ in de mond als hij over de Peshmerga praat, en doet zo voorkomen alsof de Peshmerga vrijheidsstrijders zijn die voor een rechtvaardige zaak vechten; namelijk hun eigen Koerdische staat. De waarheid is dat de Peshmerga een geindoctrineerde, gewelddadige militie is, getraind om te vechten en om als doodseskader op te treden.

De Koerden, een bergvolk, zijn gehard en staan bekend om hun krijgslust. Hoewel de Koerden een lange krijgstraditie hebben – voor het eerst genoteerd in de 7e eeuw voor Christus – is de het fenomeen van de Peshmerga historisch gezien zeer recent; ze zijn pas ontstaan in de jaren ’20 van de vorige eeuw, tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De Winkler Prins Encyclopaedie – jaargang 1951 – vermeldt de volgende zinsnede over de Koerden: “Tijdens Wereldoorlog I werden ze door de Turkse regering tegen de Armeniers opgehitst. Tienduizenden Armeniers zijn toen door hen vermoord.” (6)

Direct na de Eerste Wereldoorlog is de Peshmerga opgericht uit de Koerdische doodseskaders die Armeniers in Turkije hadden gezuiverd. De naam Peshmerga betekent zoveel als “zij die de dood in de ogen kijken,” of “zij die klaar zijn om te sterven”.

De Peshmerga is opgericht met behulp van de Britse veiligheidsdiensten die hen trainden, financierden en bewapenden. Hoogstwaarschijnlijk speelden ze tijdens de 20e eeuw een leidende rol bij het beheren van de smokkelroutes die door de gebergten van Iran, Iraq, Syrie en Turkije lopen, en uitloopsels van de oude Zijde Route zijn. Langs deze smokkelroutes werd, behalve wapens, mensen en illegaal geroofde archeologische artefacten, vooral opium getransporteerd.

Leden van de Barzani-clan waren betrokken bij de ethnische zuiveringen van Armeniers in Turkije, en betrokken bij de oprichting van de Peshmerga. Moestafa Barzani, de ‘legendarische vrijheidsstrijder’ van de Koerden, sloot zich op jonge leeftijd bij de Peshmerga aan. Sindsdien is de Peshmerga nauw verbonden aan de leider van de Barzani-clan.

De Peshmerga gelden als de privelegers van de machtige Koerdische clanleiders. De Barzani’s, de grondleggers van het Koerdisch nationalisme, hebben de Peshmerga tijdens de tweede helft van de 20e eeuw constant gebruikt om de ene na de andere gewapende opstand te lanceren tegen zittende regimes in Iran, Irak, Turkije en Syrie. Of het zittende regime nu socialistisch, communistisch, nationalistisch, liberaal of dictatoriaal was, voor de Koerden of tegen de Koerden, dat maakte allemaal niets uit; het was het omverwerpen van het zittende regime en het te vervangen door een eigen staat; het gedroomde Koerdistan.

De getrainde milities uit de bergen zijn geduchte tegenstanders voor ieder regime vanwege hun fanatisme. Dat fanatisme is grotendeels te wijten aan de hersenspoeling die de Peshmerga ondergaan.

De Peshmerga worden getraind in kampen die “militaire academies” genoemd worden.
Anno 2006 zijn er 50.000-70.000 Peshmerga in Irak. Velen van hen zijn sinds jaar en dag geintegreerd in het nieuwe leger van Irak, en hun elitetroepen krijgen speciale training door Amerikaanse en Israelische militairen. Maar nog steeds behoren de Peshmerga qua loyaliteit in eerste instantie aan de twee leiders van de twee grootste en belangrijkste Koerdische partijen in Irak. Zowel Barzani en Talabani als de Peshmerga soldaten in het Irakese leger verkondigen dit openlijk.

Alhoewel er sinds lang vrouwen bij de Peshmerga zitten, bestond hun taak binnen de militie uit koken, wassen, verzorgen van gewonden en andere taken terwijl de mannen vochten. Maar sinds de Golfoorlog begonnen ook Koerdische vrouwen in naam van de Peshmerga de wapens op te nemen. In 1996 werd daarom de “Peshmerga Force for Women” opgericht, waar vrouwen officieel als strijdkrachten fungeren. Het aantal huidige leden van de Peshmerga Force for Women wordt momenteel van 300-500 tot enkele duizenden geschat.



Etnische zuiveringen

De Koerdische leiders in Irak worden gelauwerd en bejubeld door de westerse politici, die hen als belangrijkste gesprekspartners beschouwen. Ondertussen heeft de westerse pers de mond vol met termen als “democratisch” en “gematigd” als zij het over de Koerdische leiders hebben en zijn vol lof over de stabiliteit en de voorspoed die er in Koerdisch noord Irak heerst terwijl de rest van het land door chaos geregeerd wordt.

Schijn bedriegt echter. De ‘gematigde’ Koerdische gesprekspartners van het westen, Barzani en al-Talabani, zijn geen democratische volksvertegenwoordigers. Het zijn beiden autoritaire tribalistische krijgsheren die de belangen van hun eigen clan voorstaan. Barzani wil een eigen Koerdische staat waarin de Barzani-clan oppermachtig zal zijn.

Ondertussen is herhaaldelijk gebleken dat de heren hun machtspositie gebruiken om noord-Irak van niet-Koerden te zuiveren.

In januari 2005 gebruikte Massoud Barzani zijn machtspositie bijvoorbeeld om niet-Koerdische bevolkingsgroepen in de regio van hun stemrecht te onthouden. In het bijzonder de Assyrische gemeenschap die 60.000 leden telt en orthodox-christelijk is werden op grote schaal gehinderd om hun nieuwverworven stemrecht uit te oefenen. In veel stemdistricten van christelijke gemeenten in noord Irak, in het bijzonder rondom de stad Mosul ontbraken stembussen en stembiljetten, of was er geen toezicht door onafhankelijke waarnemers, zoals was vereist. Veel Assyriers werden zondermeer bij stembureau’s weggestuurd.
Terwijl de verkiezingsdag verstreek begon het binnen de gemeenschap begon te gonzen dat een heleboel Assyriers niet in staat waren geweest om hun stem uit te brengen. Daarop braken er rellen op straat en bij de stembureau’s uit. De woede van de Assyrische gemeente richtte zich op Massoed Barzani, die beschuldigd werd van verkiezingsfraude en de Assyriers ervan te hebben weerhouden om hun stem uit te brengen. (7)

Vervolgens veroorzaakte Barzani een rel over de vlag van Irak. In 2006 verbood Massoed Barzani het hijsen van de nationale Irakese vlag, omdat de vlag een symbool van de Baathpartij was. Nu was de vlag in 1963 ingevoerd, maar na de val van Saddam gehandhaafd gebleven als symbool van nationale identiteit. Barzani verordonneerde echter dat de Irakese vlag verwijderd moest worden van alle openbare gebouwen en kantoren in de Koerdische regio, en dat deze vervangen moest worden door de Koerdische vlag. Massoed verdedigde het afschaffen van de Irakese vlag door te zeggen dat er: “zo veel pogroms en massamoorden in haar naam werden gepleegd.” (8)

Direct brak er consternatie uit onder allerlei niet-Koerdische bevolkingsgroepen en de internationale gemeenschap. Iedereen behalve de Koerden wilden de Irakese vlag aanhouden. Minister President Nouri al-Maliki verdedigde de handhaving van de nationale vlag omdat deze het lijden vertegenwoordigde van iedereen die het repressieve bewind van Saddam had overleefd: “Niet alleen de Koerden werden onder deze vlag afgeslacht, maar vele Iraki’s werden onder deze vlag afgeslacht. Irak werd onder deze vlag afgeslacht.” (8)
Jalal al-Talabani, leider van de PUK haalde zijn schouders op en noemde de consternatie over Barzani’s verbod “overdreven lawaai.”

Maar ook via etnische zuiveringspraktijken maakt Barzani, de het hoofd van de grootste Koerdische clan, schoon schip in noord Irak.
De Peshmerga werden na de val massaal in de politiediensten en het leger van Irak opgenomen, waar ze werden getraind en bewapend door de Geallieerden. Binnen een mum van tijd maken de Koerden vervolgens de dienst uit in de ordehandhaving van de drie Koerdische provincies in noord Irak.

Dan komt Seymour Hersh eind 2003 met de onthulling dat Israelische militairen Amerikaanse Commando’s in Fort Bragg trainen, en dat hun technieken opeens ook door Amerikaanse militairen in Irak werden gebruikt. Dit veroorzaakt veel onrust binnen en buiten de Arabische wereld. Vervolgens werd bekend dat Israelische militairen betrokken waren bij de wantoestanden in Abu Ghraib. Daarna werd in 2004, het jaar dat de SP delegatie naar Kirkuk vertrok, bekend dat de Israelische elite-eenheden ook de Koerdische strijdkrachten; politie, leger en milities in noord Irak hebben getraind.

In september 2006 zendt het BBC programma ‘Newsnight’ een interview uit met een voormalige Israelische Commando die in 2004 in noord Irak Koerdische milities had getraind, waaronder 100 Peshmerga voor “speciale missies” (9)

De Israelische oud-Commando tegen Newsnight: “Mijn aandeel in het contract was om de Koerdische veiligheidsmensen te trainen voor een groot luchthaven project, en om zowel de Peshmerga en de feitelijke soldaten, het leger, te trainen.” De militair, wiens identiteit verborgen bleef, zei dat hij de Koerden trainde in “anti-terreurlessen (…) hoe als eerste te schieten, hoe een terrorist in een mensenmenigte te identificeren.” (9)

Een jaar nadat bekend werd dat Israelische Commando’s de Koerdische facties in Irak trainen, wordt duidelijk dat diezelfde Koerdische troepen betrokken zijn bij de grootschalige ontvoeringen van niet-Koerden uit Kirkuk.
Zo bleek toen in juni 2005 de Washington Post een telegram, gedateerd 5 juni, van het State Department bemachtigde, waaruit bleek dat de Koerdische politie-eenheden honderden Arabieren en Turkmenen in Kirkuk hadden ontvoerd. (10) (11)

De ontvoerde mannen werden naar gevangenissen in Erbil en Sulaimaniya overgebracht met medeweten van de Amerikaanse strijdkrachten terplekke. (11)

De Washington Post schrijft dat de anti-Arabische en anti-Turkmeense campagne: “wordt georchestreerd en uitgevoerd door de Koerdische inlichtingendienst, die bekend staat asl Asayesh, en de Koerdisch-geleide Emergency Services Unit, een 500-koppig antiterreur eskader binnen de politiemacht van Kirkuk. Beiden zijn nauw verbonden aan het Amerikaanse leger.” (10)

Reuters wijst op de rol van de KDP en de PUK: “Het telegram beschreef de detenties als onderdeel van een gezamelijk en wijdverbreid initiatief ‘door Koerdische politieke partijen’ om in Kirkuk autoriteit uit te oefenen op een toenemend provocerende manier.” (10)

De massa ontvoeringen door de Koerden gebeuren onder het oog van de Amerikanen. De Washington Post citeert het State Department telegram: “Turkmenen in Kirkuk vertellen ons dat ze een Amerikaanse tolerantie waarnemen voor het gebruik, terwijl Arabieren in Kirkuk geloven dat de Geallieerde Strijdkrachten direct verantwoordelijk zijn.” (10)

De Washington Post schrijft dat de ontvoeringen zelfs uitgevoerd worden met behulp van Amerikaanse troepen.
Majoor Darren Blagburn, de inlichtingenofficier van het 116e Brigade Combat Team in Kirkuk wordt door de Post geinterviewd. Deze bevestigt de actie en verklaart dat de ontvoerde niet-Koerden naar gevangenissen in Erbil en Sulaimaniya zijn getransporteerd. De Majoor werpt echter tegen dat de gevangenen niet werden vastgehouden in staatsfaciliteiten, maar in afzonderlijke Koerdische gevangenissen die gerund werden door de inlichtingendiensten van de de KDP en de PUK. (11)

Desondanks was de hoge militair zeer positief over de Koerdische milities die nu burgers ontvoerden en martelden vanwege hun ethniciteit. De ‘World Socialist Worker’: “Maj. Blagburn beschreef een Koerdische eenheid betrokken bij de ontvoeringen als ‘heel behulpzaam, coalitie-vriendelijk,’ en zei dat ze doorgingen met het leveren van waardevolle assistentie aan Amerikaanse militaire ondernemingen tegen Irakese opstandelingen. ‘Feitelijk is dat de eenheid die we het meest kunnen vertrouwen,’ vertelde hij aan de Post.” (11)

Blagburn’s houding is dezelfde als waarmee de westerse politici en media over de Koerdische leiders spreken. Terwijl het tribalistische krijgsheren zijn die met hun gehersenspoelde eigen doodseskaders andere groeperingen hardhandig verdrukken, worden zij als de belangrijkste gesprekspartners van Irak beschouwd door degenen die dat land militair bezet houden.

De tribal warlords werken bovendien in tegen de belangen van het Koerdische volk zelf, dat steeds heeft moeten boeten voor de gewapende opstanden die de Koerdische Peshmerga lanceerden, net zoals zij moeten boeten voor de acties van de Koerdische terreurorganisaties PKK in Turkije en de Pejak in Iran.
Saddam’s al-Anfal offensief was een represaille op het Koerdische volk voor de talloze opstanden en provocaties van Mustafa Barzani en zijn zonen. De geheime oorlog die Turkije voerde tegen de Koerden in oost Turkije, waarbij minstens 30.000 mensen aan beide zijden het leven verloren, was een direct resultaat van de voortdurende bomaanslagen die de PKK uit naam van het Koerdische volk bleef plegen.

De reden waarom Syrie, Turkije en Iran zo verbeten zijn om, desnoods samen, ‘iets’ aan het Koerdische probleem te doen is omdat zij zich zeer bewust zijn van de rol die de Koerden met hun gewapende opstanden en hun schreeuw om separatisme in de 20e eeuw hebben gespeeld in de regio. Vanwege hun leiders staan de Koerden alom bekend als gevaarlijke onruststokers die iedere gelegenheid ter hand zullen nemen om met geweld een aanval te doen op een zittend regime. Hun bevlieging om hun eigen staat te stichten komt voort uit het feit dat ze zijn gehersenspoeld met een fanatiek nationalisme vol termen als martelaarschap en de roep om de strijd.

En ‘onze Serdar’? Die verdwijnt om in 2006 boven te komen in Koerdistan, waar hij een ontmoeting heeft met Judith Neurink. Ze schrijft: “Hij is een van de uit Europa teruggekeerde Koerden die ik spreek, een van de mensen die het volhouden. Menigeen haakt binnen een jaar af. Past niet meer in het systeem van vriendjespolitiek en hielenlikken, is te kritisch over de corruptie, of kan uiteindelijk toch niet leven in een land waar het politieke systeem officieel democratisch is maar ernstig doet denken aan dat van de afgelopen dertig jaar in Irak.” (12)

Dosky blijkt in noord Irak te wonen. Neurink: “…nu is hij terug in zijn vaderland. Hij werkt voor de overheid, voor het ministerie van oorlogsslachtoffers.” (12)

Dat ministerie van oorlogsslachtoffers waar Dosky voor werkt, blijkt bij de Koerdische Regionale Regering echter officieel het “Ministerie voor Martelaren en Slachtoffers van al-Anfal” te heten. (13)

Anno 2007 is onze Serdar terug in Nederland.






* Verscheidene onderzoeken achteraf hebben in de richting van Iran geduid als dader van de gifgas aanval op Halabja. Velen zijn daarom van mening dat het schijnproces en de executie van Saddam onder meer moesten verhullen dat hij niet betrokken was geweest bij Halabja.



Bronnen:

(1) “Geen afscheid van Irak: Nederlandse SP-delegatie in Irak”, Hans van Heijningen en Tiny Kox, mei 2004, op: www.kurdishinstitute.be/page.php?ID=89

(2) “Reisverslag SP-delegatie, april 2004”:
http://www.sp.nl/dossiers/irak/bezoek2004/10april.shtml

(3) “Geen tranen voor Saddam Hoessein”, Serdar Dosky, Tribune, 23 jan.’04, http://www.sp.nl/nieuws/tribune/200401/saddam.stm

(4) “Het was geen vakantie in Koerdistan”, Serdar Dosky, 6 nov. 2004 op de website van de Koerdische Jongeren en Studenten Unie, http://www.kurd4all.nl/detail.php?id=82&language=

(5) “Jan Marijnissen Weblog”, 10 april 2004, 10.04 uur, op:
http://www.janmarijnissen.nl/2004/04/10/spers-naar-irak/

(6) “Winkler Prins Encyclopaedie – jaargang 1951”

(7) “Iraakse verkiezingen gemanipuleerd: Koerdische leider pakt Assyrische christenen aan”, Abraham beth Arsan, 9 maart 2005, Tertio, op:
www.tertio.be/archief/2005/T265/T265-bul.htm

(8) “As Kurd and Arab clashes surge, a third war is looming in Iraq”, Patrick Cockburn, 30 september 2006, The Independent, op:
http://news.independent.co.uk/world/middle_east/article1772326.ece

(9) “Israelis trained Kurdish troops in Iraq – BBC report”, Reuters Alertnet, 19 september 2006, op:
www.alertnet.org/thenews/newsdesk/L1979854.htm
www.haaretz.com/hasen/spages/765068.html

(10) “Kurdish officials sanction Kirkuk abductions – WP”, Reuters Alertnet, 15 juni 2005, op:
www.alertnet.org/thenews/newsdesk/N15228779.htm

(11) “State Department cable details ethnic cleansing by US-backed forces in Iraq”, Patrick Martin, 16 juni 2005, World Socialist Worker, op:
www.informationclearinghouse.info/article9166.htm

(12) “Trouwblog – 31-10-2006”, Judith Neurink, Trouw, http://www.trouwpodium.nl/blogs/JN/index.php?paged=4

(13) “Ministers of the new unified cabinet”, 7 mei 2006, http://www.krg.org/articles/article_detail.asp?LangNr=12&RubricNr=93&ArticleNr=10938&LangNr=12&LNNr=28&RNNr=97&TopicText=KRG%20:%20Information&SiteID=50

Geen opmerkingen: